Betekenis ‘kracht’
Kracht (meervoud: krachten)
1) Sterkte, vermogen (ook van abstracte begrippen): zijn krachten meten met iemand. Zien wie de sterkste is; je woorden kracht bijzetten, het niet bij woorden laten, door daden tonen dat je iets meent; met vereende krachten zich gezamenlijk inspannend.
2 Lichaamskracht: de kracht van een paard.
3 Deugdelijkheid, werking.
4 Werkend persoon: administratieve kracht; leerkracht, uitzendkracht.
dikkevandale.nl
Gelijk naar: